
Wie is de kapitein?
De knaloranje kajak wankelt als ik instap. Straks slaat het bootje om en smakt mijn hoofd tegen de rotsen. Rustig ademhalen. Zit mijn reddingsvest goed vast? Een frisse bries waait over het water, het is nog vroeg in de ochtend. De rivier ligt in een diepe kloof, aan weerskanten rijst het gebergte hoog op. Op de folders van de Pont du Gard zagen de kajaks er heel verleidelijk uit.
‘Jij bent de kapitein,’ zeg ik tegen mijn puberzoon en ga op het middelste bankje zitten. Hij knikt en neemt opgetogen op het achterste bankje plaats.
‘Wat ben ik dan?’ vraagt mijn negenjarige dochter.
‘De scheepsjongen, uit De scheepsjongens van Bontekoe.’
Ze knikt tevreden en gaat met haar kleine peddel voorin zitten.
‘O ja, de jongen Padde, die op het schip in slaap is gevallen en per ongeluk meevaart. Wat moet ik doen?’
‘De kapitein is de baas en zegt aan welke kant we moeten peddelen. Wij doen wat de kapitein zegt.’
‘Nee, ik wil zelf beslissen waar ik heenga,’ zegt ze en tuit haar lippen.
‘Aan boord van een schip is er één kapitein,’ zeg ik.
‘Dit is een kajak, en ik wil ook de kapitein zijn.’
‘Luister, we zijn nu een team. Als je samen in een boot zit, kan er maar een de kapitein zijn. Die is verantwoordelijk en neemt de beslissingen.’
Ze staart een poosje voor zich uit en volgt dan tegenstribbelend of niet de orders van de kapitein op. Nu eens rechts, dan weer links peddelend glijden we door het water, het heeft een opvallend groenblauwe kleur. Een modderachtige geur stijgt op. De kalkstenen bergen lichten op sommige plekken helwit op in de zon. Op andere plaatsen zijn de rotswanden dichtbegroeid met struiken. De schouders van de kapitein lijken iets breder, hij klemt zijn zonnebril vaster op zijn neus, steekt zijn kin iets meer naar voren.
Veel te snel naderen we de eerste stroomversnelling. Is dit moeilijkheidsklasse één? Het ziet er heftig uit. Zie je wel, dit is niks voor mij. Kan dat bange ego zijn mond even houden? Op welk punt moeten we erdoor? We varen precies op een plek af waar het water heftig tekeer gaat. Daar zit een rots. Hoe weet ik dat? Intuïtie? Als puber heb ik veel gezeild. Ik klem mijn lippen op elkaar, nee niet mee bemoeien.
We knallen tegen de rots op, maken een looping met de kajak, mijn hart klopt in mijn keel.
‘Mam, we moeten omdraaien,’ roept de kapitein.
‘Ja, goed.’
‘Wat moeten we doen?’ brult hij nu.
Ik kijk achterom, we varen in volle snelheid op een omgevallen boom af.
‘Peddels rechtop in het water,’ roept zijn zusje. ‘Aan de linkerkant. Nu!’
Als bij toverslag draait de kajak een halve cirkel, een golf water slaat over de boot heen. Hij blijft overeind en we varen keurig om de boomstam heen. Hoe wist ze dat? Eindelijk komen we in rustiger vaarwater terecht. Een gevoel van geluk stroomt door me heen.
‘Goed werk team,’ roep ik.
De rivier kronkelt verder, we varen onder laaghangende bomen door. Tegen de rots kleven twee bergbeklimmers. Het water klotst zachtjes tegen de boot, de zon verwarmt mijn gezicht. Met trage bewegingen slaan we de peddels in het water. Langzaam kom ik tot rust. (wordt vervolgd)
Wat is jouw natuurlijke plek in een team? Stap deze zomer met je familie of vrienden in een kajak en ervaar wat er gebeurt.
Recente reacties